Domaines Barons de Rothschild (Lafite)
Château Lafite, een lang verleden
De wijngaard op Château Lafite werd naar zeggen geplant in de laatste dertig jaar van de 17e eeuw door Jacques de Ségur. Zijn erfgenaam Alexandre trouwde in 1695 met de erfgename van Château Latour, zodat de twee gereputeerde domeinen in handen kwamen van dezelfde familie. Hun zoon Markies Nicolas-Alexandre de Ségur verbeterde de technieken van het wijnmaken en werd bekend als de “Wijnprins”. Hij vestigde de reputatie van Château Lafite als “Koningswijn” met behulp van de ambassadeur Maarschalk de Richelieu die de wijn aan Louis XV aanraadde als de bron van de eeuwige jeugd. Met de goedkeuring van de Koning werd Château Lafite enorm populair, eerst vooral in het chique Versailles. Château Lafite, gebouwd in de 18de eeuw, is geklasseerd als historisch monument.
Omdat Markies Nicolas-Alexandre de Ségur geen zoon had, werd Château Lafite verdeeld onder zijn vier dochters, waarmee ook de afsplitsing met Château Latour plaatsvond. De zoon van zijn oudste dochter met haar neef, Nicolas de Ségur die Château Lafite omschreef als het fijnste wijngoed van het heelal, Graaf Nicolas Marie Alexandre de Ségur erfde Château Lafite, maar werd door schulden genoodzaakt om Château Lafite in 1784 te verkopen aan familielid Nicolas Pierre de Richard, de eerste president van het parlement in Bordeaux.
Tijdens de Franse revolutie werd Nicolas Pierre de Richard geëxecuteerd en Château Lafite werd in 1787 bij een publieke verkoop verkocht aan de Nederlander Jan de Witt die het domein twee jaar later doorverkocht aan drie landgenoten, Baron Jan Arend de Vos Van Steenwijk, Mr. Jan Willem Berg en Johan Goll van Franckenstein, die opmerkelijk goede wijnmakers aanstelden, met als meest gereputeerde Joseph Goudal. Deze wijnmakers bevestigden de reputatie van Château Lafite en stonden daarmee aan de basis van de classificatie als Premier Grand Cru Classé in 1855.
Zij bleven eigenaren totdat het domein in 1803 doorverkocht werd aan Madame Barbe-Rosalie Lemaire de echtgenote van Ignace-Joseph Vanlerberghe, een Nederlands graanhandelaar die voornamelijk aan het leger van Napoleon leverde. Na de dood van Vanlerberghe in 1866 verkochten zijn erfgenamen het château aan Baron James de Rothschild in 1868 voor 4,4 miljoen frank. Helaas stierf Baron James drie maanden later, maar het domein is steeds in handen gebleven van familie de Rothschild.
Zijn drie zonen Baron Alphonse, Gustave en Edmond beleefden de “gouden tijd” van de Médoc in de vijftien jaar na de aankoop, alvorens de phyloxera, meeldauw, de depressie en de daaropvolgende WO I en de bezetting van het kasteel door de Duitsers tijdens WO II het leven moeilijk maakten.
Baron Eric de Rothschild nam in 1975 de leiding over het domein over van zijn oom Baron Élie, die Château Lafite na de turbulente oorlogsjaren restaureerde, de wijngaarden herstelde, de administratie herorganiseerde en als een ambassadeur naar voren trad, voor Château Lafite als voor de Médoc (mede-oprichter van de Commanderie du Bontemps).
Baron Eric de Rothschild zet de traditie voort met innovatief onderzoek naar verbetering van de kwaliteit, streven naar excellentie door een nog beter begrip van de bodem en vinificatie. Zo staat hij voor een herbeplanting van de wijngaarden, minimaal gebruik van bestrijdingsmiddelen en de bouw van de innovatie circulaire kelder, ontwerp van de Catalaanse architect Ricardo Bofill. In deze magnifieke kelder is plaats voor 2.200 vaten waarin deze grote wijnen kunnen rijpen.
Baron Eric de Rothschild is daarnaast de initiator voor het ontstaan van Domaines Barons de Rothschild met de expansiedrift van de familie: Château Duhart-Milon (Pauillac), Château Peyre-Lebade (Médoc), Château Paradis Casseuil (Bordeaux, Entre-Deux-Mers), Château L’Evangile (Pomerol), Château Rieussec (Sauternes) en, verder van huis, in de Corbières met Château d’Aussières en aan de andere kant van de wereld, Los Vascos in Chili en Bodegas Caro in Argentinië.