Droge witte Bordeauxwijnen

Bordeaux heeft niet alleen rode wijn. Bordeaux produceert al meer dan duizend jaar ook zeer gewaardeerde witte wijnen. Tot het midden van de jaren zeventig werden er trouwens meer witte dan rode Bordeauxwijnen geproduceerd. Tegenwoordig maken de droge witte wijnen 10% uit van de totale wijnproductie van Bordeaux AOC (85% rood, 4% rosé, clairets en crémants en 1% zoete witte wijnen). Voor de droge witte Bordeauxwijnen komen volgende druivensoorten in aanmerking: Sémillon (32%), Sauvignon blanc (54%), Muscadelle (7%) Sauvignon gris (4%) en andere (3%): Ugni blanc Colombard, Merlot blanc

Met 9.800 hectare wijngaarden bedraagt de jaarlijkse productie ongeveer 480.000 hectoliter, of ongeveer 64 miljoen flessen. De droge witte wijnen van Bordeaux berusten op de kunst van het blenden en vereisen een nauwkeurige knowhow, die in de wijngaard van generatie op generatie wordt doorgegeven. De meeste wijnen zijn het resultaat van een blend van Sauvignon, Sémillon en soms ook een vleugje Muscadelle.

Vandaag planten wijnbouwers steeds vaker Sauvignon gris. Het resultaat is een mengeling met een hele nieuwe dimensie. Met zijn aromatische, ronde en frisse smaak speelt de Sauvignon de hoofdrol bij deze blends. De Sémillondruiven worden zowel in droge witte als in likeurwijnen gebruikt. Dankzij haar kwaliteiten vult deze druivensoort de Sauvignon goed aan en bij de blend zorgt zij voor een zekere rondheid en bloemige accenten. Hoewel blending een typisch kenmerk is van de Bordeauxwijnen, creëren steeds meer wijnbouwers wijnen van één enkel druivenras. Van de verschillende AOC van de droge Witte Bordeauxwijnen vereist alleen de Entre-deux- Mers meerdere druivensoorten.

Afhankelijk van de specifieke kenmerken van de vinificatie, rijping en de teelt onderscheidt men twee grote families van droge witte wijn. Vooreerst zijn er de pittige en fruitige witte wijnen (in het bijzonder AOC Bordeaux blanc, Entre-Deux-Mers, Côtes de Bordeaux), Hun vinificatie en rijping gebeurt gewoonlijk in kuipen en hun aroma’s zijn fruitig met pieken van citrusvruchten of acacia met een verrassende frisheid in de mond. Je drinkt deze wijnen jong, het best wanneer ze tussen één en drie jaar oud zijn. Er zijn eveneens de volle witte wijnen met structuur (in het bijzonder de AOC Graves en Pessac-Léognan). Deze witte wijnen worden gerijpt in vaten om ze aan kracht en aromatische complexiteit te doen winnen. Zo ontwikkelen ze ook een goed bewaarpotentieel (ongeveer 10 jaar). Ze smaken zo rijkelijk dat ze het hele feestmaal lang gedronken kunnen worden. Maar eigenlijk passen ze het best bij groentevelouté, vis met saus, wit vlees, risotto, harde kaas en desserts.